Door Nico Buitendijk
Elke marathonloper doet em – de marathon van Rotterdam – ik eindelijk ook. Net voor de start zingt Lee Towers ‘and you neeeeeveeeer woooolk aloooooooon’ over de duizenden hoofden op de Coolsingel. Naast mij vraagt een Nieuw Zeelander – een blije eikel in een tijgerprint pak - waarom iedereen zo hard meezingt. Ik heb hier geen zin in, want ik wil deze inzegening op me laten inwerken. Als er één ding Rotterdams is, dan is het ‘we doen het, met ze alle’. En zo was het, want er zijn 1 miljoen mensen op de been, je opstuwend richting finish.
Iedereen op straat leeft mee. In de Afrikaander buurt krijg je een lange rij high fives van gesluierde meisjes. Bij de Maashaven rennen Surinaamse jochies uitdagend met je mee. Langs de Kralingse plas lachen verwende pubers vanaf een stapel Fatboys op de oprijlaan van hun witte villa naar de ploeterende lopers. Bij de oorverdovende disco van het 30 KM-punt krijg je schuimend bier aangereikt van studenten die een bierkrattendorp bouwen. Soms staan er zoveel mensen langs de kant dat het op de finish lijkt.
Even aandoenlijk is de zelf meegenomen familie die de lopers metro-in-metro-uit voorzien van bananen, pakjes zilverfolie, ontbijtkoek en sportdrank. Een stoere loper naast me krijgt een reep en flesje van z’n vader aangereikt. “Hier jongen, ik zie je zo verderop”, roept ie em toe. Voor het eerst sinds 10 marathons heb ik ook familie mee. Niet voor drankjes, maar voor dat ene moment waar je halsreikend naar uitkijkt: wild schreeuwen en zwaaien van je eigen familie en beste vriend langs de finishlijn, met 3:08:01 op de klok onder een fijn lentezonnetje. Trots op mijn geboortestad!
Comments